skip to Main Content

10 vragen aan… Franca Treur

10 Vragen Aan... Franca Treur

Franca Treur (41) debuteerde als schrijfster in 2006 met Maak iets van je leven! Maar wat? Maar brak echt door met Dorsvloer vol Confetti in 2009. Zal ze hetzelfde succes behalen met het boek De golf, dat onlangs uitkwam? CITY stelde Franca 10 vragen…

Je debuutroman Dorsvloer vol Confetti werd in 2009 overladen met prijzen en ook verfilmd. Je was toen dertig. Had je dat succes verwacht?

,,Het boek werd overladen met nominaties, veel prijzen gingen uiteindelijk aan mijn neus voorbij. Het enorme verkoopsucces was er ook niet onmiddellijk en dat had ik ook niet verwacht. Eerst waren de recensies lovend, toen gebeurde er een tijdje niets, en ineens kreeg ik de een na de andere uitnodiging om een lezing te houden. Toen merkte ik wel dat lezers het boek omarmden.”

In jouw debuut beschrijf je de jeugd van een Zeeuws meisje in een strenggelovig boerengezin. Hoe kijk je terug op uw jeugdjaren in Meliskerke?

,,Met aan de ene kant nostalgie en warmte, maar aan de andere kant zou ik voor geen goud terug willen naar die tijd op die plek. Ik kwam daar niet tot mijn recht en er was geen gevoel van veiligheid door het besef dat we na onze dood zeer waarschijnlijk in de hel zouden belanden.”

Op je 23ste heb je afscheid genomen van het geloof. Mis je de saamhorigheid niet?

,,Jazeker wel, dat is een kant van religie die je op geen enkele andere plek vindt. Maar saamhorigheid voelt prettiger als je veel met die anderen gemeen hebt. Anders houdt het vooral groepsdwang in. Uiteindelijk vind ik het prettiger om zelf keuzes te maken, ook al word je natuurlijk altijd wel door anderen beïnvloed.”

Je tweede roman ging over een idealistische woongroep in Amsterdam-Oost. Zelf heb je in 2005 in Nijmegen in een woongroep geleefd. Hoe was dat?

,,Het was een mooie tijd, in een tamelijk vrije woongroep die niettemin ook iets sektarisch had. Er waren regels die met name over eten gingen. Ook religies hebben vaak eetregels. Streng-gereformeerden toevallig niet. Van gereformeerden mag je zelfs een borrel drinken.”

Je studeerde Nederlands en literatuurwetenschap in Leiden. Hoe heb je die stad ervaren?

,,Leiden was voor mij geweldig. Het is er prachtig, heel anders dan het platteland waar ik vandaan kwam. En het is ook weer niet zo groot, je raakt er niet verloren. Alles is per fiets te bereiken en je zit relatief dicht bij het strand.”

Waarom ben je daar niet blijven wonen?

,,Ik was toe aan een grotere, anoniemere plek. In Leiden kom je steeds dezelfde mensen tegen. In sommige levensfases is dat prettig, ik wilde destijds mijn vleugels uitslaan. Bovendien was ik nieuwsgierig naar de literaire wereld, en daarvoor moet je in Amsterdam zijn.”

Je woont nog steeds in Amsterdam, wat spreekt je aan in die stad?

,,Die anonimiteit ervaar ik nog steeds als prettig, al ben ik ook wel goed met de buren. En het is de mooiste stad van het land, met veel heel verschillende wijken. Je kunt er nog steeds nieuwe steegjes en plekjes ontdekken. En er wonen behalve bevriende schrijvers ook lekker veel kleurrijke types.”

In Hoor nu mijn stem schrijf je over Zeeland: ‘De geuren die vanonder de nevels uit de aarde kruipen zouden ze in potjes moeten doen voor mensen in de stad die geen benul hebben.’ Ervaar je dat ook zo, mis je het soms?

,,Jazeker! Qua geuren kan niets op tegen het platteland. Zelfs de geur van mest kan ik missen. Koeienmest dan, niet die van kippen of varkens. Gemaaid gras is ook een goeie. Maar hier in de stad heb je dan weer lekkere bakkers en restaurantjes. Ook niet mis.”

Mensen lezen minder en boekenwinkels sluiten de deuren. Hoe vind je dat?

,,Jammer, ook voor de mensen zelf. Je mist veel als je niet leest en ook al is dat niet het doel van lekker lezen, je leert toch altijd iets. Aan de andere kant is het ook heerlijk om in een fijne Netflixserie te verdwijnen.”

Waarvan word je vrolijk en wat ergert je?

,,Ik ben simpel. Ik ben blij als mijn zoontje goed in zijn vel zit, als de zon schijnt en als het schrijven goed gaat of ging. Als ik slecht heb gewerkt, erger ik me eerder aan bijvoorbeeld lawaai op straat.”

Lees ook:

10 vragen aan… Paul de Munnik

Back To Top
Zoeken